Tijdens het laatste Voedsel Verbindt Live netwerkevent van 2024 stond de druk op ons voedsellandschap centraal. Hieronder lees je een verslag van het plenaire programma.
Bron: BoerBusinessInBalans
We hebben de meest hoogwaardige, veilige en efficiënte voedselproductie ter wereld: Nederland is mondiaal de tweede exporteur van agrarische producten, terwijl we ook veel van onze producten importeren. In een tijd waar duurzaamheid zo ontzettend belangrijk is, willen we een groter gedeelte van de voedselstroom meer naar ons eigen land krijgen, maar er zijn ook allerlei andere ambities die iets betekenen voor het landgebruik in Nederland, zoals op het gebied van wonen of defensie. Drie sprekers werpen elk hun blik op de uitdagingen: Is er een strijd om de ruimte? En wat betekent dit voor het voedselsysteem?
Noel van Dooren, landschapsarchitect, beet het spits af. Als hij als landschapsarchitect naar activiteiten op een plek kijkt, dan doet hij dat op verschillende niveaus. “Ik kijk naar A) Het narratief: wat zegt iemand?, B) Hoe ziet de plek eruit? C) Een luchtfoto en D) de kaart van het grotere gebied. Die laatste twee niveaus zijn belangrijk om mee te nemen, want iemand werkt niet in het luchtledige, maar altijd in een gebied (topografisch, grote eenheid), waar sprake is van een bepaalde schaal, en een gelaagdheid van opgaven.”
“Een duurzaam voedselsysteem gaat niet zonder pijn, er zullen dingen anders moeten.” Zegt hij “Er zijn al veel hele mooie initiatieven, maar bij elkaar opgeteld is de impact nog te klein op de totale schaal van het voedselsysteem. Op buurt, stad en regioniveau gebeuren goede dingen, dat is innovatieve winst. De uitdaging is: hoe verknoop je ze aan elkaar?” Het tot nog toe abstracte begrip hub zou hierin, zeker in bijvoorbeeld de MRA (Metropoolregio Amsterdam), een grote rol kunnen spelen volgens van Dooren. “Een hub of interface is iets als de supermarkt bijvoorbeeld; Een schakel tussen producent en consument. De uitdaging is om te kijken hoe, en waar je met behulp van hubs/interfaces het voedsellandschap op grotere schaal kunt veranderen en stad en ommeland kunt verbinden.”
Helmer Wieringa, Land & Co, pleit ook voor een meer holistische blik. Hij zoomt in op systeemafspraken. “Het is een goed idee om het omgevingssysteem te koppelen aan het bedrijfssysteem, zoals de omgevingswet beoogt. Er is nu nog veel regelgeving op onderdelen van bedrijfssystemen. Een stapeling van functies is het gevolg; elk plan moet aan alle vinkjes voldoen en een goed plan is daarmee een plan dat geen kwaad doet. Een meer uitgezoomde blik op het plan ontbreekt. Een voorbeeld is het datacentrum in Zeewolde: alle vinkjes kwamen op groen uit, maar ho eens! Is dit als geheel plan wel wat we hier willen?”
“Sinds 1965 heeft landbouw het primaat in het buitengebied. Landbouw is echter een containerbegrip. Wat voor soort landbouw wil je in een bepaalde omgeving? Op dit moment is er maar één bedrijfssysteem volledig juridisch geregeld als systeem: biologische landbouw. Gemeenten zijn aan zet om gewenste bedrijfssystemen voor bij hun gewenste omgevingskwaliteit te bereiken. Echter, mest, bestrijdingsmiddelengebruik e.d., daar gaan gemeenten niet over, maar het rijk.” Hoe spreek je het dan af? “Werk aan systeemafspraken, zoals bij biologische landbouw. (andere keurmerken zijn privaatrechtelijk geregeld, dus de slager kan nu zijn eigen vlees keuren).” stelt hij. “We moeten people, planet en profit verbinden! De omgevingswet helpt daarbij.” vervolgens sluit hij af met het benutten van kansen vanuit andere disciplines: “In feite eet je je uitzicht. Het is nodig om een discussie daarover aan te zwengelen. Andere disciplines, zoals kunst bieden ook kansen hierin. Het helpt om anders te kijken en kan een verrijking bieden in de participatie.”
De derde spreker, Klaas de Jong, is senior adviseur landelijk gebied. Hij benadrukt dat we in Nederland zeker te maken hebben met een strijd om de ruimte. “In 2006 zijn met de nota ruimte veel verantwoordelijkheden naar gemeenten en provincies gedelegeerd. In 2010 is VROM (het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) opgedeeld. Zo’n 25 jaar later hebben we hier last van, aangezien er wel degelijk een strijd om de ruimte is. We hebben nu eenmaal een land van een beperkte grootte. De NOVI (nationale omgevingsvisie) is interessant. Deze biedt ambities op hoofdlijnen, maar (!) er worden geen keuzes in gemaakt. De NOVI wordt uitgewerkt in POVI, GOVI (provinciaal en gemeentelijk niveau), een nota ruimte, uitvoeringsprogramma’s, omgevingsplannen en gebiedsprocessen. De vraag is alleen: worden daar wèl die scherpe keuzes gemaakt?”
En hij concludeert: “We hebben een verandering van aanpak nodig. Van vinkenlijstje naar co-creatie en het onderbouwen van strategische ruimtelijke keuzes. Ga bijvoorbeeld voor hoogproductief waar het kan en zet de boer in de rol van landschapsbeheerder in plaats van primair voedselproducent daar waar het landschap erom vraagt en beloon daar dan ook voor. Benoem en borg waardevolle landschappen in omgevingsbeleid en maak die keuzes bijvoorbeeld op basis van het bodem en watersysteem. Maak hoe dan ook in ieder geval keuzes.”
Wat doet het met een boer als plannen die diens percelen of erf aangaan worden gepresenteerd? Een boer uit Flevoland krijgt het podium. Hij heeft er meermaals mee te maken gehad: “Sinds 1995 hebben wij al een stuk of 5 verschillende plannen op de deurmat gehad over de ruimte waar wij zitten, en allemaal ging het uiteindelijk toch niet door. Dat zorgt voor veel onzekerheid. Het is emotioneel zwaar om een bericht te krijgen over waar jij woont en werkt. Je gaat echt ondernemen met de rem erop. Al wordt je er na zoveel keer aan de andere kant langzamerhand ook een beetje immuun voor en denk je steeds vaker ‘jaja, ’t zal allemaal wel.”