Arnold van der Valk, mede-oprichter van Food Council MRA, verantwoordelijk voor relaties met burgerinitiatieven en samenhang in de aanpak van projecten. Waarom zou een gepensioneerd hoogleraar in de landgebruiksplanning (= planologie) zich druk maken om voedsel in de metropoolregio Amsterdam.
1
Kopje
De eerste reden ligt in de sfeer van mijn ervaring als activist. Als inwoner van Amsterdam heb ik mij sinds 2009 ingezet voor verbeteringen in het locale en regionale voedselsysteem. Daarbij draait het om zaken zoals: mogelijkheden voor stedelijke consumenten om aan streekproducten te komen; aandacht voor biologisch voedsel; ruimte voor stadslandbouw, in het bijzonder gemeenschappelijke tuinen; contacten met voedselproducenten en het bevorderen van culinair toerisme in de groene ruimte rond Amsterdam. Mijn belangstelling wordt gevoed door praktisch werk als vrijwilliger in de Voedseltuin IJplein. In die rol houd ik mij bezig met het kweken van verse groente voor de Voedselbank in de Vogelbuurt in Amsterdam-Noord. Bij al deze activiteiten kom ik in aanraking met enthousiaste vrijwilligers. Ondanks hun grote en groeiende aantal hebben activisten van de voedselbeweging tot op heden (te) weinig invloed op de politiek. Dat verklaart dat het voedselvraagstuk tot op heden nauwelijks serieus wordt genomen bij Rijk, provincies en gemeenten. Een mooie aanzet zoals Proeftuin Amsterdam (2007 - 2014) is onder deze omstandigheden gedoemd om te verdwijnen in het digitale archief. Ik wil de voedselbeweging wakker schudden en ijveren voor een actuele voedselstrategie op het niveau van de metropoolregio en de gemeentes. Dit onder het motto: voedsel verbindt en samen sterk! 2
De tweede reden is omdat ik mij door mijn werk als onderzoeker in Wageningen bewust ben geworden van de negatieve kanten van onze huidige voedselvoorziening voor het milieu, voor de volksgezondheid en voor het welzijn van mensen. Dat laatste aspect; dat is de bereikbaarheid van gezond voedsel voor mensen met een laag inkomen, verdwijnt nog te vaak onder het tapijt. De kranten staan dagelijks vol met berichten over negatieve effecten van bewerkt, voorverpakt voedsel en fast food op de volksgezondheid. Industriële exportlandbouw levert een bijdrage aan uitputting van bodems, aan de toename van broeikasgassen in de atmosfeer, aan de ongezonde druk op Nederlandse boeren en tuinders, aan de vervlakking van het landschap en aan de uitbuiting van boeren en arbeiders op het zuidelijk halfrond. Het alternatief van een transformatie naar agro-ecologie; een vorm van landbouw welke de kwaliteit van bodem, water, lucht en landschap ten goede komt; wordt nauwelijks serieus besproken. Daar moet verandering in komen!
3
De derde reden is persoonlijk, ik houd van lekker en gezond eten. Voedsel is niet (alleen) een kwestie van praten en studeren; uiteindelijk draait het om zinnelijk genot, gezelligheid en samenzijn. Voedsel is uiterst concreet. We moeten elke dag inkopen doen (of een bezorgdienst bellen), koken, afwassen en restanten opruimen. Een goed gesprek bij een goede maaltijd maakt mijn dag; en dus besteed ik - tegenwoordig - veel tijd en moeite aan de bereiding van ons dagelijks eten. Ere wie ere toekomt; Maria, mijn vrouw, heeft recent mijn ogen geopend voor deze dimensie. In het verleden ben ik als forens met een drukke baan te lang blind geweest voor juist dit belangrijke aspect van het leven. Het belang van deze persoonlijke dimensie van voedsel wil ik graag delen met degenen die gevangen zitten in de tredmolen van dagelijkse routines en zodoende hun gezondheid op het spel zetten.
4
Een vierde reden hangt met de derde samen: ik ben van mening dat gezond, smakelijk en cultureel passend voedsel voor alle mensen bereikbaar moet zijn; te beginnen in eigen stad. Het is een gotspe dat in een rijke stad als Amsterdam anno 2019 nog 1500 mensen afhankelijk zijn van de voedselbank. Juist als het gaat om voedsel dan komen we in aanraking met het falen van de vrije markt. Door voedsel uitsluitend te behandelen als een product in een vrije markt, worden mensen met een laag inkomen afgescheept met de restjes. Ik word warm van projecten zoals Buurtbuik en Taste Before You Waste, waar met overschotten van restaurants en leveranciers heerlijke maaltijden worden bereid voor mensen met een kleine beurs. Zodoende doen we ook nog iets aan het schandaal dat bijna de helft van het voedsel dat boeren aanplanten, niet eindigt in de buik van de consument maar ergens op de mesthoop of in de afvalcontainer.
5
Last but not least vind ik het belangrijk om aandacht te vragen voor het voedselsysteem als geheel. Het voedselsysteem is een ingewikkeld verschijnsel dat zich op verschillende geografische schalen (wereld, continent, land, regio, gemeente, buurt) verschillend aan ons voordoet. Onder een voedselsysteem versta ik - in navolging van de FAO: een keur aan activiteiten in de sfeer van productie, bewerking, transport, detailhandel, consumptie en afvalverwerking van goederen uit de landbouw, bosbouw en visserij; plus alle middelen (geld, kennis, voedingsstoffen) welke nodig zijn en de producten welke worden geleverd. Naast de materiële zaken zijn ook de mensen en hun instituties - en de omgeving waarin deze functioneren (politiek, economisch en technologisch) - deel van het systeem. Omdat het voedselvraagstuk zich aan ons voordoet als een vrijwel onontwarbare kluwen, hebben we de neiging om voedselzaken vergaand te versimpelen. Politici zien portefeuilles (landbouw, gezondheid, transport, sociale zaken, ruimtelijke ordening etc.) waarin voedselzaken een rol spelen. Ambtenaren bekijken de wereld van het voedsel door de bril van sectoren en afdelingen zoals Milieu en Ruimte, Economische Zaken, de Belastingdienst of GG&GD. Wetenschappers kijken meestal door de bril van een discipline; bijvoorbeeld, productie-ecologie, voedingswetenschappen, economie, sociologie, bodemkunde, geologie of planologie. Hoe begrijpelijk en noodzakelijk, menselijk gezien, deze drang naar vereenvoudiging ook is; het draagt niet bij aan de transformatie van het veelomvattende voedselvraagstuk. Een systeem kan niet uiteengelegd worden in simpele oorzaak-gevolg-ketens. Een systeembenadering vraagt minimaal aandacht voor samenhang, houdt rekening met onzekerheid, erkent de noodzaak van participatie en biedt ruimte aan experimenten.